Santa Cruz, Sucre en Potosi

1 februari 2013 - Santa Cruz, Bolivia

Bij het uitchecken in het hostel in Cochabamba bleek ineens dat de medewerker ons probeerde te bedonderen. Bij het inchecken had hij gezegd dat we 120 Bolivianos moesten betalen voor de kamer. Bij het uitchecken zei hij dat het 120 per persoon was. Dit lieten we natuurlijk niet zomaar gebeuren. Nadat we er twee andere meiden bij hadden gehaald die gelijk met ons hadden ingecheckt, ik zijn baas wilde spreken en we hem vertelden dat we de camera beelden dan maar terug moesten bekijken begon hij terug te krabbelen. Eerst werd het 100 per persoon, toen 80 (de overige twintig zou hij dan uit eigen zak betalen, yeah right!) en toen we ook hier niet aan toe wilden geven, konden we uiteindelijk de 60 betalen. Met ons valt niet te sollen :-)
Onze tassen mochten we alleen niet meer achter laten en dus moeten we helaas de grootste markt van Zuid-Amerika overslaan en vertrekken we naar Villa Tunari waar we gaan raften.

In dit dorp, wat je eigenlijk beter alleen een straat kan noemen, is raften ook ongeveer het enige wat je kunt doen. Rona vond dit een uitstekende gelegenheid om haar schoonheidsdutje te gaan doen en lag om zeven uur al op één oor. De volgende dag zijn we met drie Israëlische jongens gaan raften. Niet heel spectaculair maar wel heel erg leuk!

Na het raften begon ons volgende avontuur, een bus vinden naar Santa Cruz. Omstebeurt stonden we in de brandende zon met onze vinger in de lucht, zonder succes. Uiteindelijk zijn we met een taxi naar het volgende dorp gegaan, waar we te horen kregen dat we nog vier uur moesten wachten op de volgende bus. Zo gezegd, zo gedaan. Eenmaal in de bus waren we zo vertrokken om vervolgens pas weer wakker te worden in Santa Cruz.

Santa Cruz is een grote stad maar niet ingesteld op toeristen, weinig hostels, toerbureaus en nog geen bakker te bekennen. Dezelfde dag nog besluiten we naar Samaipata te gaan. Hier is een tour die ik erg graag wil doen, namelijk de Che Guavara tour. Deze man heeft veel betekend tijdens de revolutie in Cuba maar heeft ook in Bolivia de geschiedenisboeken gehaald. Hij wordt vaak als een held omschreven maar ik vraag me af hij een held is of een misdadiger.
De tours hier blijken allemaal heel duur en zelf denken we dat we het beter kunnen. We huren een taxi voor een dag en laten ons ter plaatse rondleiden. Besparing 60%.

Klokslag half acht worden we opgehaald door onze chauffeur om de 2,5 uur durende rit naar Vallegrande te maken. Onderweg worden we echter onaangenaam verrast. Vlak voor ons is een auto uit de bocht gevlogen en in brand gevlogen. Twee mensen liggen verbrand op straat waarvan de ene zelfs nog geblust moet worden. Een derde persoon zit vast in de auto. Alle drie zijn ze dood. Van heel dichtbij kunnen we deze mensen zien liggen, levenloos op de grond. Dit is een beeld wat de hele dag weer terug bleef keren, wat indruk heeft gemaakt.

 Na een kwartier kunnen we doorrijden en beginnen we aan onze tour.
Eerst gaan we naar het museum van Ché, waar beschreven wordt hoe hij probeerde een revolutie te ontketenen in Bolivia. Vervolgens gaan we naar een ziekenhuis waar Ché voor het eerst dood is getoond aan de pers. Dit ziekenhuis is nog steeds in gebruik en het grappige hieraan is, is dat dit niet één gebouw is, maar elke zaal een eigen huisje is verdeeld over een stuk grond. Op het moment dat we bij de plek zij waar Ché is opgebaard en de gids verteld dat deze nog steeds gebruikt wordt, komt er een ambulance aanrijden en stopt voor onze neus. We lopen snel weg want we weten al wat er in de ambulance ligt, de drie lichamen van het ongeluk waar we even daarvoor langsheen zijn gereden. Dat we dit nu net weer moeten zien. Vervolgens bezoeken we de plek waar Ché dertig jaar begraven heeft gelegen voordat zijn lichaam naar Cuba is verplaatst. Op deze plek heeft zijn familie een mausoleum gebouwd en bezoeken we een andere gedenkplek waar personen hebben gelegen tijdens de opstand in Bolivia.
Na deze tour trakteert de chauffeur ons op een typisch Boliviaanse lunch en vertrekken we richting Samaipata waar we de nachtbus naar Sucre zullen nemen. De bus krijgt helaas pech waardoor we een dag langer in deze plaats zullen doorbrengen.

In Sucre aangekomen verkennen we de stad een beetje, er is een leuk stadje maar veel bijzonders is er niet om te doen. Na een paar keer over de markt en langs een paar kerken te hebben gelopen besluiten we dat we hier niet lang blijven. Er zijn hier veel Nederlanders en dus ook Nederlandse bars. Rona probeert hier de appeltaart en Bossche bol uit maar deze smaken natuurlijk niet zoals thuis. Ondertussen is de carnavalsgekte hier al flink losgebroken en doen wij ons best om al het scheerschuim, de waterballonnen en waterpistolen te ontwijken, we lopen er zelfs hele blokken voor om. Dit gaat redelijk goed, tot aan de laatste dag. Eén blok voor we weer bij het hostel zijn en Rona de opmerking maakt dat we het droog hebben gehouden, beland er een waterballon op mijn schouder. Ik heb al niks met carnaval, maar geloof dat ik het in Nederland toch leuker vind en vooral droger.

Na twee dagen Sucre vertrekken we naar Potosi. Dit is de hoogst gelegen stad in de wereld en ligt 4100 meter boven zeespiegel. Op deze plek bezoeken we de mijnen. Als voorbereiding hierop hebben we de dag ervoor de film; 'the devils miner' gekeken. Een documentaire over het leven in en bij de mijnen van Potosi.
Om twee uur worden we verwacht bij het reisbureau, we zijn er al vroeg maar in verband met al die rondvliegende waterballonnen besluiten we bij de touroperator te wachten in plaats van een gezellig en warm restaurantje.
Aan het begin van de tour krijgen we eerst uitleg over het gebruik van dynamiet en natrium in de mijnen. Vervolgens halen we bij een winkeltje drinken en cocabladeren voor de mijnwerkers en krijgen we onze beschermende kleding aan.

Als we naar de ingang van de mijn lopen passeren we allemaal huisjes waar de mijnwerkers wonen. Dit zijn kleine huisjes van ongeveer twee bij drie meter. Het is haast niet voor te stellen dat hier mensen wonen.
Achter elkaar lopen we de mijnen in, het is een modderige en donkere bende. De gangen zijn smal en laag, hele stukken moeten we gebukt lopen en dan bedoel ik ook echt ver door je knieën gezakt. Het is haast niet voor te stellen dat de mensen die hier werken elke dag door heen lopen. Hoe verder we de mijnen in lopen hoe warmer het wordt. Het is vochtig, muf en stoffig.
Al snel komen we de eerste mijnwerkers tegen, bijna allemaal jonge jongens. Ze hebben een kar vol met steen en nepzilver naar een bepaald punt gesleept. Deze kar weegt 0,5 ton en geladen 1,5 ton. Zo'n kar wordt door vijf man verplaatst over enkele dunne rails.
Verderop in de mijn komen we een jongen van veertien tegen die zakken met gemixt zilver opvangt die van een verdieping hoger wordt gegooid, acht uur lang per dag. Deze zakken wegen dertig kilo per stuk.
Een paar mensen uit de groep helpen de jongen, maar zijn na vijf minuten zichtbaar uitgeput van het zware werk.
Wanneer we verder de gangen in lopen horen we doffe knallen, vijf stuks. Ze hebben dynamiet tot ontploffing gebracht. Meteen moet ik terug denken aan de film van de vorige dag en de verhalen over hoe verkeerd het af kan lopen met dynamiet.. Niet aan denken!

We komen aan bij twee mannen die met een schep stenen in grote potten stoppen. Het is hier dertig graden en alleen bij de gedachte aan dit werk word ik al moe, laat staan dat je dit de hele dag doet.
Het stof wat we aldoor inademen begint aardig op onze luchtwegen te slaan en ik hoop dan ook dat de tour bijna over is. Als laatste gaan we langs bij de Tio, de god van de mijnen. In de mijnen bestaat god niet maar aanbidden ze deze soort van duivel. Aan het begin van de werkdag geven de mijnwerkers dit beeld een sigaret, cocabladeren of alcohol en vragen ze of de Tio alles goed wil laten verlopen. Wanneer een mijnwerker omkomt, bijvoorbeeld doordat dynamiet niet is afgegaan en afgaat in bijzijn van de mijnwerkers, dan heeft deze persoon niet genoeg geofferd aan de Tio.
De mensen die in de mijnen werken worden gemiddeld 35 a 40 jaar oud. Vanaf dertien jaar mogen jongens in de mijnen werken maar ik geloof dat er jongens zijn die jonger zijn. Er werken zoveel jongens omdat ze goedkoper zijn en hard kunnen werken.

Het is een indrukwekkende tour, ik ben blij dat ik die deprimerende grotten weer uitkan. Dit is pure kinderarbeid wat hier gaande is en van de kinderen die wij hebben gezien weten we dat ze niet oud gaan worden....

 

4 Reacties

  1. Kip:
    17 februari 2013
    hahaha sollen met milou zit er echt niet in hoor!!
    En zo hoort het ook!
    Gelukkig hoeven we hier niet de carnaval in april nog een keer over te doen, ben zoals je weet ook niet zo van de polonaise en confetti.
    ( Kerst en oud & nieuw wel hoor!! )

    Wat een nare ervaring, die verbrande lichamen... het valt mij eerlijk gezegd nog mee dat ze netjes naar het ziekenhuis zijn gebracht, gelukkig had je dat op tijd door en hoefde je ze niet nog een keer te aanschouwen.

    Gelukkig zijn er ook veel leuke dingen te zien en mee te maken!
    Leuk om te lezen!
  2. Esther:
    18 februari 2013
    Lang leve toerist zijn..ze proberen jullie wel vaak af te zetten he! Maar gelukkig lukt ze dat niet en hebben jullie dit weer mooi voor elkaar gebokst!
    Dit jaar carnaval deventer was geweldig!! Er was namelijk geen optocht,deventer krijgt er geen vergunning meer voor,whahaha!

    Dat ongeluk,..wat heavy zeg! Wat een naar gedoe! Zoals kipje ook al zei,verbaasde mij ut ook een beetje dat de mensen netjes werden weggebracht..

    Op naar een nieuw spannend verhaal! xxxx
  3. Kemi:
    18 februari 2013
    Leuk om weer wat van je indrukkendwekkende reis te lezen. Heftig van dat ongeluk. Bah! Verder gelukkig een hoop leuke dingen te lezen. Ik zal nog even het geld storten voor de tafels en stoelen. Gaaf dat je dat doet. Geniet nog lekkerrr. Xxx
  4. Petra konings:
    18 februari 2013
    Nou wel heftig als je zo iets mee maakt, maar gelukkig maken jullie ook heel veel mooie dingen mee xxx